Werkwoorden vervoegen
dispenseren
Tegenwoordige tijd dispenseren
Ik dispenseer
Jij dispenseert
dispenseer jij?
U dispenseert
Hij/Zij/Het dispenseert
Wij dispenseren
Jullie dispenseren
Zij dispenseren
Verleden tijd van dispenseren
Ik dispenseerde
Jij/U dispenseerde
Hij/Zij/Het dispenseerde
Wij dispenseerden
Jullie dispenseerden
Zij dispenseerden
Voltooid deelwoord van dispenseren
gedispenseerd
Tegenwoordig deelwoord van dispenseren
dispenserend