Werkwoorden vervoegen
dirigeren
Tegenwoordige tijd dirigeren
Ik dirigeer
Jij dirigeert
dirigeer jij?
U dirigeert
Hij/Zij/Het dirigeert
Wij dirigeren
Jullie dirigeren
Zij dirigeren
Verleden tijd van dirigeren
Ik dirigeerde
Jij/U dirigeerde
Hij/Zij/Het dirigeerde
Wij dirigeerden
Jullie dirigeerden
Zij dirigeerden
Voltooid deelwoord van dirigeren
gedirigeerd
Tegenwoordig deelwoord van dirigeren
dirigerend