Werkwoorden vervoegen
dinkelen
Tegenwoordige tijd dinkelen
Ik dinkel
Jij dinkelt
dinkel jij?
U dinkelt
Hij/Zij/Het dinkelt
Wij dinkelen
Jullie dinkelen
Zij dinkelen
Verleden tijd van dinkelen
Ik dinkelde
Jij/U dinkelde
Hij/Zij/Het dinkelde
Wij dinkelden
Jullie dinkelden
Zij dinkelden
Voltooid deelwoord van dinkelen
gedinkeld
Tegenwoordig deelwoord van dinkelen
dinkelend