Werkwoorden vervoegen
defileren
Tegenwoordige tijd defileren
Ik defileer
Jij defileert
defileer jij?
U defileert
Hij/Zij/Het defileert
Wij defileren
Jullie defileren
Zij defileren
Verleden tijd van defileren
Ik defileerde
Jij/U defileerde
Hij/Zij/Het defileerde
Wij defileerden
Jullie defileerden
Zij defileerden
Voltooid deelwoord van defileren
gedefileerd
Tegenwoordig deelwoord van defileren
defilerend