Werkwoorden vervoegen
defibrilleren
Tegenwoordige tijd defibrilleren
Ik defibrilleer
Jij defibrilleert
defibrilleer jij?
U defibrilleert
Hij/Zij/Het defibrilleert
Wij defibrilleren
Jullie defibrilleren
Zij defibrilleren
Verleden tijd van defibrilleren
Ik defibrilleerde
Jij/U defibrilleerde
Hij/Zij/Het defibrilleerde
Wij defibrilleerden
Jullie defibrilleerden
Zij defibrilleerden
Voltooid deelwoord van defibrilleren
gedefibrilleerd
Tegenwoordig deelwoord van defibrilleren
defibrillerend