Werkwoorden vervoegen
decoderen
Tegenwoordige tijd decoderen
Ik decodeer
Jij decodeert
decodeer jij?
U decodeert
Hij/Zij/Het decodeert
Wij decoderen
Jullie decoderen
Zij decoderen
Verleden tijd van decoderen
Ik decodeerde
Jij/U decodeerde
Hij/Zij/Het decodeerde
Wij decodeerden
Jullie decodeerden
Zij decodeerden
Voltooid deelwoord van decoderen
gedecodeerd
Tegenwoordig deelwoord van decoderen
decoderend