Werkwoorden vervoegen
culmineren
Tegenwoordige tijd culmineren
Ik culmineer
Jij culmineert
culmineer
U culmineert
Hij/Zij/Het culmineert
Wij culmineren
Jullie culmineren
Zij culmineren
Verleden tijd van culmineren
Ik culmineerde
Jij/U culmineerde
Hij/Zij/Het culmineerde
Wij culmineerden
Jullie culmineerden
Zij culmineerden
Voltooid deelwoord van culmineren
geculmineerd
Tegenwoordig deelwoord van culmineren
culminerend