Werkwoorden vervoegen
carpoolen
Tegenwoordige tijd carpoolen
Ik carpool
Jij carpoolt
carpool
U carpoolt
Hij/Zij/Het carpoolt
Wij carpoolen
Jullie carpoolen
Zij carpoolen
Verleden tijd van carpoolen
Ik carpoolde
Jij/U carpoolde
Hij/Zij/Het carpoolde
Wij carpoolden
Jullie carpoolden
Zij carpoolden
Voltooid deelwoord van carpoolen
gecarpoold
Tegenwoordig deelwoord van carpoolen
carpoolend