Werkwoorden vervoegen
capituleren
Tegenwoordige tijd capituleren
Ik capituleer
Jij capituleert
capituleer
U capituleert
Hij/Zij/Het capituleert
Wij capituleren
Jullie capituleren
Zij capituleren
Verleden tijd van capituleren
Ik capituleerde
Jij/U capituleerde
Hij/Zij/Het capituleerde
Wij capituleerden
Jullie capituleerden
Zij capituleerden
Voltooid deelwoord van capituleren
gecapituleerd
Tegenwoordig deelwoord van capituleren
capitulerend