Werkwoorden vervoegen
canoniseren
Tegenwoordige tijd canoniseren
Ik canoniseer
Jij canoniseert
canoniseer
U canoniseert
Hij/Zij/Het canoniseert
Wij canoniseren
Jullie canoniseren
Zij canoniseren
Verleden tijd van canoniseren
Ik canoniseerde
Jij/U canoniseerde
Hij/Zij/Het canoniseerde
Wij canoniseerden
Jullie canoniseerden
Zij canoniseerden
Voltooid deelwoord van canoniseren
gecanoniseerd
Tegenwoordig deelwoord van canoniseren
canoniserend