Werkwoorden vervoegen
botaniseren
Tegenwoordige tijd botaniseren
Ik botaniseer
Jij botaniseert
botaniseer jij?
U botaniseert
Hij/Zij/Het botaniseert
Wij botaniseren
Jullie botaniseren
Zij botaniseren
Verleden tijd van botaniseren
Ik botaniseerde
Jij/U botaniseerde
Hij/Zij/Het botaniseerde
Wij botaniseerden
Jullie botaniseerden
Zij botaniseerden
Voltooid deelwoord van botaniseren
gebotaniseerd
Tegenwoordig deelwoord van botaniseren
botaniserend