Werkwoorden vervoegen
blieven
Tegenwoordige tijd blieven
Ik blief
Jij/U blieft
Hij/Zij/Het blieft
Wij blieven
Jullie blieven
Zij blieven
Verleden tijd van blieven
Ik bliefde
Jij/U bliefde
Hij/Zij/Het bliefde
Wij bliefden
Jullie bliefden
Zij bliefden
Voltooid deelwoord van blieven
gebliefd
Tegenwoordig deelwoord van blieven
blievend