Werkwoorden vervoegen
binnendruppelen
Tegenwoordige tijd binnendruppelen
Ik druppel binnen/binnendruppel
Jij druppelt binnen/binnendruppelt
druppel binnen
U binnendruppelt/druppelt binnen
Hij/Zij/Het druppelt binnen/binnendruppelt
Wij druppelen binnen/binnendruppelen
Jullie druppelen binnen/binnendruppelen
Zij druppelen binnen/binnendruppelen
Verleden tijd van binnendruppelen
Ik druppelde binnen/binnendruppelde
Jij/U druppelde binnen/binnendruppelde
Hij/Zij/Het druppelde binnen/binnendruppelde
Wij druppelden binnen/binnendruppelden
Jullie druppelden binnen/binnendruppelden
Zij druppelden binnen/binnendruppelden
Voltooid deelwoord van binnendruppelen
binnengedruppeld
Tegenwoordig deelwoord van binnendruppelen
binnendruppelend