Werkwoorden vervoegen
bijlopen
Tegenwoordige tijd bijlopen
Ik loop bij; bijloop
Jij/U loopt bij; bijloopt
Hij/Zij/Het loopt bij; bijloopt
Wij lopen bij; bijlopen
Jullie lopen bij; bijlopen
Zij lopen bij; bijlopen
Verleden tijd van bijlopen
Ik liep bij; bijliep
Jij/U liep bij; bijliep
Hij/Zij/Het liep bij; bijliep
Wij liepen bij; bijliepen
Jullie liepen bij; bijliepen
Zij liepen bij; bijliepen
Voltooid deelwoord van bijlopen
bijgelopen
Tegenwoordig deelwoord van bijlopen
bijlopend