Werkwoorden vervoegen
bezinnen
Tegenwoordige tijd bezinnen
Ik bezin
Jij bezint
bezin jij?
U bezint
Hij/Zij/Het bezint
Wij bezinnen
Jullie bezinnen
Zij bezinnen
Verleden tijd van bezinnen
Ik bezon
Jij/U bezon
Hij/Zij/Het bezon
Wij bezonnen
Jullie bezonnen
Zij bezonnen
Voltooid deelwoord van bezinnen
bezonnen
Tegenwoordig deelwoord van bezinnen
bezinnend