Werkwoorden vervoegen
bezielen
Tegenwoordige tijd bezielen
Ik beziel
Jij bezielt
beziel jij?
U bezielt
Hij/Zij/Het bezielt
Wij bezielen
Jullie bezielen
Zij bezielen
Verleden tijd van bezielen
Ik bezielde
Jij/U bezielde
Hij/Zij/Het bezielde
Wij bezielden
Jullie bezielden
Zij bezielden
Voltooid deelwoord van bezielen
bezield
Tegenwoordig deelwoord van bezielen
bezielend