Werkwoorden vervoegen
betasten
Tegenwoordige tijd betasten
Ik betast
Jij betast
betast jij?
U betast
Hij/Zij/Het betast
Wij betasten
Jullie betasten
Zij betasten
Verleden tijd van betasten
Ik betastte
Jij/U betastte
Hij/Zij/Het betastte
Wij betastten
Jullie betastten
Zij betastten
Voltooid deelwoord van betasten
betast
Tegenwoordig deelwoord van betasten
betastend