Werkwoorden vervoegen
berechten
Tegenwoordige tijd berechten
Ik berecht
Jij berecht
berecht jij?
U berecht
Hij/Zij/Het berecht
Wij berechten
Jullie berechten
Zij berechten
Verleden tijd van berechten
Ik berechtte
Jij/U berechtte
Hij/Zij/Het berechtte
Wij berechtten
Jullie berechtten
Zij berechtten
Voltooid deelwoord van berechten
berecht
Tegenwoordig deelwoord van berechten
berechtend