Werkwoorden vervoegen
belegeren
Tegenwoordige tijd belegeren
Ik beleger
Jij belegert
beleger jij?
U belegert
Hij/Zij/Het belegert
Wij belegeren
Jullie belegeren
Zij belegeren
Verleden tijd van belegeren
Ik belegerde
Jij/U belegerde
Hij/Zij/Het belegerde
Wij belegerden
Jullie belegerden
Zij belegerden
Voltooid deelwoord van belegeren
belegerd
Tegenwoordig deelwoord van belegeren
belegerend