Werkwoorden vervoegen
beglazen
Tegenwoordige tijd beglazen
Ik beglaas
Jij beglaast
beglaas jij?
U beglaast
Hij/Zij/Het beglaast
Wij beglazen
Jullie beglazen
Zij beglazen
Verleden tijd van beglazen
Ik beglaasde
Jij/U beglaasde
Hij/Zij/Het beglaasde
Wij beglaasden
Jullie beglaasden
Zij beglaasden
Voltooid deelwoord van beglazen
beglaasd
Tegenwoordig deelwoord van beglazen
beglazend