Werkwoorden vervoegen
begeren
Tegenwoordige tijd begeren
Ik begeer
Jij begeert
begeer jij?
U begeert
Hij/Zij/Het begeert
Wij begeren
Jullie begeren
Zij begeren
Verleden tijd van begeren
Ik begeerde
Jij/U begeerde
Hij/Zij/Het begeerde
Wij begeerden
Jullie begeerden
Zij begeerden
Voltooid deelwoord van begeren
begeerd
Tegenwoordig deelwoord van begeren
begerend