Werkwoorden vervoegen
bebroeden
Tegenwoordige tijd bebroeden
Ik bebroed
Jij bebroedt
bebroed jij?
U bebroedt
Hij/Zij/Het bebroedt
Wij bebroeden
Jullie bebroeden
Zij bebroeden
Verleden tijd van bebroeden
Ik bebroedde
Jij/U bebroedde
Hij/Zij/Het bebroedde
Wij bebroedden
Jullie bebroedden
Zij bebroedden
Voltooid deelwoord van bebroeden
bebroed
Tegenwoordig deelwoord van bebroeden
bebroedend