Werkwoorden vervoegen
balloteren
Tegenwoordige tijd balloteren
Ik balloteer
Jij balloteert
balloteer jij?
U balloteert
Hij/Zij/Het balloteert
Wij balloteren
Jullie balloteren
Zij balloteren
Verleden tijd van balloteren
Ik balloteerde
Jij/U balloteerde
Hij/Zij/Het balloteerde
Wij balloteerden
Jullie balloteerden
Zij balloteerden
Voltooid deelwoord van balloteren
geballoteerd
Tegenwoordig deelwoord van balloteren
balloterend