Werkwoorden vervoegen
aspireren
Tegenwoordige tijd aspireren
Ik aspireer
Jij aspireert
aspireer jij?
U aspireert
Hij/Zij/Het aspireert
Wij aspireren
Jullie aspireren
Zij aspireren
Verleden tijd van aspireren
Ik aspireerde
Jij/U aspireerde
Hij/Zij/Het aspireerde
Wij aspireerden
Jullie aspireerden
Zij aspireerden
Voltooid deelwoord van aspireren
geaspireerd
Tegenwoordig deelwoord van aspireren
aspirerend