Werkwoorden vervoegen
arbitreren
Tegenwoordige tijd arbitreren
Ik arbitreer
Jij arbitreert
arbitreer jij?
U arbitreert
Hij/Zij/Het arbitreert
Wij arbitreren
Jullie arbitreren
Zij arbitreren
Verleden tijd van arbitreren
Ik arbitreerde
Jij/U arbitreerde
Hij/Zij/Het arbitreerde
Wij arbitreerden
Jullie arbitreerden
Zij arbitreerden
Voltooid deelwoord van arbitreren
gearbitreerd
Tegenwoordig deelwoord van arbitreren
arbitrerend