Werkwoorden vervoegen
appelleren
Tegenwoordige tijd appelleren
Ik appelleer
Jij appelleert
appelleer jij?
U appelleert
Hij/Zij/Het appelleert
Wij appelleren
Jullie appelleren
Zij appelleren
Verleden tijd van appelleren
Ik appelleerde
Jij/U appelleerde
Hij/Zij/Het appelleerde
Wij appelleerden
Jullie appelleerden
Zij appelleerden
Voltooid deelwoord van appelleren
geappelleerd
Tegenwoordig deelwoord van appelleren
appellerend