Werkwoorden vervoegen
apostilleren
Tegenwoordige tijd apostilleren
Ik apostilleer
Jij apostilleert
apostilleer jij?
U apostilleert
Hij/Zij/Het apostilleert
Wij apostilleren
Jullie apostilleren
Zij apostilleren
Verleden tijd van apostilleren
Ik apostilleerde
Jij/U apostilleerde
Hij/Zij/Het apostilleerde
Wij apostilleerden
Jullie apostilleerden
Zij apostilleerden
Voltooid deelwoord van apostilleren
geapostilleerd
Tegenwoordig deelwoord van apostilleren
apostillerend