Werkwoorden vervoegen
alluderen
Tegenwoordige tijd alluderen
Ik alludeer
Jij alludeert
alludeer jij?
U alludeert
Hij/Zij/Het alludeert
Wij alluderen
Jullie alluderen
Zij alluderen
Verleden tijd van alluderen
Ik alludeerde
Jij/U alludeerde
Hij/Zij/Het alludeerde
Wij alludeerden
Jullie alludeerden
Zij alludeerden
Voltooid deelwoord van alluderen
gealludeerd
Tegenwoordig deelwoord van alluderen
alluderend