Werkwoorden vervoegen
alliëren
Tegenwoordige tijd alliëren
Ik allieer
Jij allieert
allieer jij?
U allieert
Hij/Zij/Het allieert
Wij alliëren
Jullie alliëren
Zij alliëren
Verleden tijd van alliëren
Ik allieerde
Jij/U allieerde
Hij/Zij/Het allieerde
Wij allieerden
Jullie allieerden
Zij allieerden
Voltooid deelwoord van alliëren
geallieerd
Tegenwoordig deelwoord van alliëren
alliërend