Werkwoorden vervoegen
aligneren
Tegenwoordige tijd aligneren
Ik aligneer
Jij aligneert
aligneer jij?
U aligneert
Hij/Zij/Het aligneert
Wij aligneren
Jullie aligneren
Zij aligneren
Verleden tijd van aligneren
Ik aligneerde
Jij/U aligneerde
Hij/Zij/Het aligneerde
Wij aligneerden
Jullie aligneerden
Zij aligneerden
Voltooid deelwoord van aligneren
gealigneerd
Tegenwoordig deelwoord van aligneren
alignerend