Werkwoorden vervoegen
afstempelen
Tegenwoordige tijd afstempelen
Ik stempel af
Jij stempelt af
stempel jij af?
U stempelt af
Hij/Zij/Het stempelt af
Wij stempelen af
Jullie stempelen af
Zij stempelen af
Verleden tijd van afstempelen
Ik stempelde af
Jij/U stempelde af
Hij/Zij/Het stempelde af
Wij stempelden af
Jullie stempelden af
Zij stempelden af
Voltooid deelwoord van afstempelen
afgestempeld
Tegenwoordig deelwoord van afstempelen
afstempelend