Werkwoorden vervoegen
admitteren
Tegenwoordige tijd admitteren
Ik admitteer
Jij admitteert
admitteer jij?
U admitteert
Hij/Zij/Het admitteert
Wij admitteren
Jullie admitteren
Zij admitteren
Verleden tijd van admitteren
Ik admitteerde
Jij/U admitteerde
Hij/Zij/Het admitteerde
Wij admitteerden
Jullie admitteerden
Zij admitteerden
Voltooid deelwoord van admitteren
geadmitteerd
Tegenwoordig deelwoord van admitteren
admitterend