Werkwoorden vervoegen
actualiseren
Tegenwoordige tijd actualiseren
Ik actualiseer
Jij actualiseert
actualiseer jij?
U actualiseert
Hij/Zij/Het actualiseert
Wij actualiseren
Jullie actualiseren
Zij actualiseren
Verleden tijd van actualiseren
Ik actualiseerde
Jij/U actualiseerde
Hij/Zij/Het actualiseerde
Wij actualiseerden
Jullie actualiseerden
Zij actualiseerden
Voltooid deelwoord van actualiseren
geactualiseerd
Tegenwoordig deelwoord van actualiseren
actualiserend