Werkwoorden vervoegen
accentueren
Tegenwoordige tijd accentueren
Ik accentueer
Jij accentueert
accentueer jij?
U accentueert
Hij/Zij/Het accentueert
Wij accentueren
Jullie accentueren
Zij accentueren
Verleden tijd van accentueren
Ik accentueerde
Jij/U accentueerde
Hij/Zij/Het accentueerde
Wij accentueerden
Jullie accentueerden
Zij accentueerden
Voltooid deelwoord van accentueren
geaccentueerd
Tegenwoordig deelwoord van accentueren
accentuerend