Werkwoorden vervoegen
aanbraden
Tegenwoordige tijd aanbraden
Ik braad aan
Jij braadt aan
braad jij aan?
U braadt aan
Hij/Zij/Het braadt aan
Wij braden aan
Jullie braden aan
Zij braden aan
Verleden tijd van aanbraden
Ik braadde aan
Jij/U braadde aan
Hij/Zij/Het braadde aan
Wij braadden aan
Jullie braadden aan
Zij braadden aan
Voltooid deelwoord van aanbraden
aangebraden
Tegenwoordig deelwoord van aanbraden
aanbradend