Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Jicht

betekenis & definitie

v., 1. stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, aan pezen, kraakbeenderen, ingewanden enz. en veelal met hevige pijnen gepaard gaat; — vliegende jicht, ontstekingachtige zwelling van verschillende gewrichten, die met hoge koorts en hevige pijn verloopt, en telkens terugkeert ;

2. in volkst. ben. voor versch. soorten van kramp.

< >