Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- Tanden
- Tandenborstel
- Tandendokter
- Tandengeknars
- Tandenjood
- Tandenknarsen
- Tandenkoter
- Tandenkrijgen
- Tandenpeuter
- Tandenrij
- Tandenschuier
- Tandenstoker
- Tandentang
- Tandentrekken
- Tandentrekker
- Tandentrekkershaak
- Tandformule
- Tandgeklapper
- Tandgeknars
- Tandglazuur
- Tandhals
- Tandhamer
- Tandheelkunde
- Tandheelkundig
- Tandheelkundige
- Tandheugel
- Tandholte
- Tandhoren
- Tandhorenkoraal
- Tandhorenslak
- Tandig
- Tandijzer
- Tandil
- Tanding
- Tandje
- Tandjesgras
- Tandkanaal
- Tandkarper
- Tandkas
- Tandketting
- Tandkiem
- Tandklank
- Tandkoppeling
- Tandkoraal
- Tandkrans
- Tandkroon
- Tandlas
- Tandletter
- Tandlijst
- Tandmal
- Tandmedeklinker
- Tandmeester
- Tandmerg
- Tandmiddel
- Tandmos
- Tandoe
- Tandopiaat
- Tandpasta
- Tandpijn
- Tandpijnboom
- Tandpijnhout
- Tandplombeersel
- Tandpoeder
- Tandprofiel
- Tandprothese
- Tandpulpa
- Tandrad
- Tandradbaan
- Tandradkast
- Tandradoverbrenging
- Tandradspoor
- Tandrail
- Tandreep
- Tandring
- Tandrondsel
- Tandschaaf
- Tandschilfer
- Tandsegment
- Tandsgewijze
- Tandslak
- Tandsleutel
- Tandsnaveligen
- Tandspiegel
- Tandstang
- Tandsteen
- Tandstelsel
- Tandstoel
- Tandstompje
- Tandswijze
- Tandtak
- Tandtang
- Tandtechnicus
- Tandtechnisch
- Tandtergend
- Tandterging
- Tandverbinding
- Tandverstening
- Tandverzorging
- Tandvezel
- Tandvijl