Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie L
- Langjarig
- Langkin
- Langkwast
- Langlenden
- Langlevend
- Langlevendheid
- Langlijf
- Langlijvig
- Langlip
- Langlobbig
- Langlopend
- Langnat
- Langnek
- Langneus
- Langoest
- Langoor
- Langorig
- Langpoot
- Langpootmug
- Langs
- Langschedelig
- Langschedeligen
- Langschip
- Langsdennen
- Langsdoorsnede
- Langsdraads
- Langsdrager
- Langsgaan
- Langshout
- Langslaper
- Langsligger
- Langslopen
- Langsnavel
- Langsnaveligen
- Langsnuitdolfijn
- Langsnuitkever
- Langsprieten
- Langsprietig
- Langsrichting
- Langsrijden
- Langsscheeps
- Langst
- Langstaart
- Langstaartapen
- Langstaarteend
- Langstaartig
- Langsteel
- Langstijlig
- Langstlevend
- Langstlevende
- Langstrekken
- Langsvaren
- Langsverband
- Langsvoeg
- Langswapening
- Langszalings
- Langszij
- Langszijde
- Langtand
- Langtong
- Langtongig
- Languit
- Langverbeid
- Langvers
- Langverwacht
- Langveter
- Langvinnig
- Langvleugelig
- Langvleugeltapuit
- Langvoer
- Langvoet
- Langvoetig
- Langwagen
- Langwerpig
- Langwerpigheid
- Langwijlig
- Langwijligheid
- Langzaam
- Langzaamheid
- Langzamerhand
- Langzeefmachine
- Langzicht
- Langzichtwissel
- Laning
- Lanital
- Lank
- Lankmoedig
- Lankmoedigheid
- Lankmoediglijk
- Lanoline
- Lanolinezalf
- Lans
- Lansier
- Lanspassaat
- Lanspunt
- Lansquenet
- Lansruiter
- Lansschacht
- Lansslang
- Lanssteek
