Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie K
- Kadet
- Kadetje
- Kadi
- Kadiezen
- Kadijk
- Kadjang
- Kadodder
- Kadraai
- Kadraaien
- Kadraaier
- Kaduk
- Kadul
- Kaf
- Kaf, schutblaadjes
- Kafblaadje
- Kaffa
- Kaffen
- Kaffer
- Kafferachtig
- Kafferin
- Kafferkoren
- Kafferkraal
- Kafferland
- Kaffermeid
- Kaffers
- Kaffertaal
- Kafir
- Kafje
- Kafmolen
- Kafnaald
- Kafput
- Kafschubben
- Kaft
- Kaftan
- Kaften
- Kaftje
- Kafzak
- Kaïk
- Kaïn
- Kaïn, bijbel
- Kainiet
- Kaïnsmerk
- Kaïnsteken
- Kajafas
- Kajak
- Kajapoetboom
- Kajapoetolie, kajoepoetih-olie
- Kajem
- Kajuit
- Kajuitsjongen
- Kajuitspassagier
- Kajuitspoort
- Kajuitsraam
- Kajuitswachter
- Kak
- Kakadoris
- Kakatoe
- Kakboodschap
- Kakboodschapdienstje
- Kakebeen
- Kakel
- Kakelaar
- Kakelarij
- Kakelbont
- Kakelen
- Kakelzucht
- Kakement
- Kakemono
- Kaken
- Kaken, kapen
- Kaken, kokhalzen
- Kakenest
- Kaker
- Kaketoe
- Kakhiel
- Kakhuis
- Kakje
- Kakke(r)nest(je)
- Kakkebed
- Kakkedoor
- Kakkelobbes
- Kakken
- Kakker
- Kakkerij
- Kakkerlak
- Kakkerlaks
- Kakkestoelemeien
- Kakkies
- Kakmadam
- Kakmaker
- Kaks
- Kakschool
- Kaksel
- Kakster
- Kakstilletje
- Kakstoel
- Kal
- Kal(a)minken
- Kalamijnsteen
- Kalamink