Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Antiochos I Soter (324-261) & Stratonike

betekenis & definitie

Ploutarchos vertelt in zijn Demetrios-biografie hoe Antiochos verliefd wordt op zijn stiefmoeder Stratonike, die door haar vader Demetrios als jong meisje was uitgehuwelijkt aan Seleukos, koning van Syrië. De jongen tracht zijn onmo-gelijke liefde verborgen te houden en kwijnt in treurnis weg. De hofarts Erisistratos vermoedt liefdesverdriet. Hij observeert hoe de jongeman op deze en gene welgevormde bezoeker of bezoekster reageert en neemt alleen bij het binnentreden van Stratonike de onmiskenbare symptomen van verliefdheid waar, afleesbaar aan veranderingen in hartslag, gelaatsuitdrukking, stem en lichaamstemperatuur.

De arts beraadt zich over de vraag hoe dit aan de koning mee te delen. Hij vertelt de koning dat Antiochos ziek is vanwege een onweerstaanbare passie voor zijn, Erisistratos’ vrouw. De koning houdt hem voor dat hij als goede huisvriend zijn vrouw dient af te staan, zoals hijzelf Stratonike zou afstaan aan zijn zoon als daarmee diens leven zou kunnen worden gered. Als de arts dan vervolgens de ware toedracht meldt, kan Seleukos als liefhebbende vader moeilijk anders dan Stratonike aan zijn zoon afstaan. Bovendien geeft hij hem een deel van het koninkrijk. Het voorval zou zich in 293 hebben afgespeeld. Uit het hierna gesloten huwelijk werden twee zonen geboren.

Het verhaal is behalve bij Ploutarchos ook te vin-den bij Appianos en in een aan Loukianos toegeschreven tekst, bekend onder de Latijnse titel De dea Syria. Valerius Maximus brengt het als een exemplum van vaderliefde. De geschiedenis maakt in de literatuur opgang nadat Petrarca haar heeft ingevoegd in een variant van zijn Trionfo d’Amore-gedicht, en is onderwerp van een novelle van Bruni 1438, van een stuk van Camoëns ca. 1543 en van een novelle van Bandello. De laatste beschrijft uitvoerig de tweestrijd van de zoon en geeft een parafrase van de list van Erisistratos. Zijn suggestie dat het afstaan van Stratonike ook het meisje wel zal zijn bevallen, wordt gevolgd door Painter in zijn Palace of Pleasure 1566. Internationaal succes was weggelegd voor een roman van Assarino 1635, die ook in het Frans en Nederlands (door Simon de Vries) werd vertaald.

Brosse geeft in zijn toneelstuk 1645 aan het verhaal een wending die wordt gevolgd door Moreto y Cabaña 1654 en Th. Corneille 1681: het meisje, nog slechts de verloofde van de koning, is zelf verliefd op de koningszoon, maar herinnert hem aan zijn verplichtingen tegenover zijn vader. Ook in het stuk van Quinault 1660 is deze wending te vinden, maar de dramatische zelfopoffering van de vader wordt daarenboven afgezwakt doordat deze zelf verliefd is op een andere vrouw. In de eerste Italiaanse libretti stond Antiochos centraal: o.m. Cavalli/Minato 1658 en Legrenzi/Frisari 1681. Feind maakte een Duitstalig toneelstuk op basis van Assarino en Corneille, dat getoonzet werd door o.a. Graupner 1708. Een libretto van Pariati en Zeno leende zich afwisselend voor opera’s onder de titel Antioco (Gasparini 1705, Hasse 1721) of Il Seleuco (Zuccari 1725, Araja 1744), naargelang de liefdessmart van Antiochos dan wel de vaderliefde en rechtvaardigheid van Seleukos centraal werden gesteld. In Frankrijk stond vooral Stratonike in het middelpunt, bijv. in de opera’s van Méhul/Hoffmann 1792 en Diet/Chardou 1887.

In de beeldende kunst is het verhaal te vinden op 15e-eeuwse cassoni (bruidskisten) uit de kring of school van Gozzoli en van de ‘Stratonike-meester’. Pietro da Cortona neemt in de Sala di Venere in het Palazzo Pitti te Florence 1641-42 de ziekbedscène op vanwege de continentia van de zoon, maar kenschetst in een onderschrift ook de rol van de arts en van de vader: ‘de zoon is verliefd maar zwijgt, de arts is scherpzinnig, de vader toegeeflijk’. De schilder condenseert in één afbeelding de verschillende elementen van het verhaal: de doodzieke jongen, het onderzoek van de hartslag, het gebaar waarmee de vader Stratonike afstaat. In deze traditie volgen later vele schilders: o.a. Steen ca. 1670 (de jongen springt verheugd op bij het vernemen van het goede nieuws), De Lairesse viermaal ca. 1673 (o.a. Rijks-museum Amsterdam), Ricci ca. 1680, Celesti eind 17e eeuw (het meisje toont zich uitgesproken verheugd), Pittoni ca. 1732, Batoni 1746, West 1772, David 1774, Barry eveneens 1774, J. Zick en Girodet beiden ca. 1795, Guillemet 1808 en Ingres 1840.