(ontleedkundige te Berlijn, 1836—1920). Epitheel van W., kiemepitheel.
Klieren van W., gewijzigde zweetklieren aan de niet vrije rand van de tarsus der oogleden. Gleuf van W., sulcus spiralis der cochlea. Ring van W., ring, gevormd door de keeltonsillen, de pharynxtonsillen en tussenliggend lymphoiedweefsel.