Atrioventriculair R., het hartrhythme, veroorzaakt door een prikkel op de grens tussen atrium (boezem) en ventriculus (kamer). Nodal rhythm (Eng., van nodus knoop), rhythme onder de invloed van de knoop van Tawara (zie ald.) (Mackenzie); syn.
Tawara-rhythme. „Nodal rhytm” is verwarrend, omdat men ook aan de sinusknoop zou kunnen denken. Bijv. nw. rhythmisch. Vgl. Allorhythmie. Lever-R., de dagelijkse afwisseling van ophoping en afscheiding van glycogeen en eiwitstoffen in de lever; het assimilatiestadium (maximum 2 uur ’s namiddags) en het dissimilatiestadium (maximum 2 tot 4 uur ’s nachts).