oogtrilling (in militaire reglementen „oogbolstuipen”); zeer snelle, kleine samentrekkingen, om beurten, van de antagonistische paren oogspieren, waardoor de ogen in beweging worden gehouden; bij aangeboren zwakte van het gezicht, zenuwziekten, prikkeling van het labyrint (zie N. caloricus), bij mijnwerkers. Naar de aard der beweging onderscheiden in N. oscillatórius (schommelnystagmus), in loodrechte (N. verticilis) of waterpasrichting (N. horizontalis), en N. rotatórius (draainystagmus) om de lengteas van het oog; syn. instabilitas oculorum.
N. calóricus (Barany), warmtenystagmus; nl. wordt door inspuiting van koud (of warm water in één oor, nystagmus in de richting van het andere oor (of in omgekeerde richting) verwekt. N. latens (Lat., zich schuil houdend), die op één oog alleen optreedt, als het andere oog wordt gesloten. N. der stembanden(Baginsky), schokkende samentrekkingen van de sluitspieren der stemspleet bij hysterie. N. Bereitschaft, het verschijnsel, dat N. in een bepaalde richting sterker is dan in de tegenovergestelde. Optokinétische N., zie Opticokinetisch. Bechterew-N„ N. na plotselinge vernietiging van het enige overgebleven oorlabyrint.