(Lat.), ziekte. M.
Addisoni, met groot verval van krachten en bruine kleuring der huid gepaard gaande, meestal tuberculeuse ziekte van de bijnieren en vermoedelijk ook van de plexus solaris (zie ald.); syn. melasma suprarenale, bronced skin. M. anglicus (Engelse ziekte, syn. rhachitis. M. apoplectiformis (vgl. Apoplexie), ziekte van Méniére, zie ald. M. arcuátuss. arquatus (Lat., boogvormig, overdrachtel. regenboogkleurig), geelzucht. M. asthénicus, zie Asthenia universalis; vgl.
Habitus paralyticus. M. attónitus (Lat., door de donder getroffen), = catalepsia. M. a ü I i cu s (aula, hof van een vorst), ziekten, door overdaad veroorzaakt, als jicht, vetzucht, enz. M. Bamberger, polyserositis. M.
Barlowi, stoornis in de beenvorming van jonge kinderen, gepaard met bloedingen; in 1883 door Barlow, in 1859 door J. O. L. Möller beschreven; vgl. Osteopathia haemorrhagica infantum, Scorbutus infantum. M.
Basedowi (K. A. W. Basedow, 1840), ziekte, waarvan de hoofdverschijnselen zijn: uitpuiling der ogen, snelle pols en hartkloppingen, zwelling der schildklier; syn. Glotzaugenkrankheit (Basedow), tachycardia strumosa exophthaimica (Lebert). M.
Bright! (Rich. Bright, 1827), chronische en acute nierontsteking. M. cad ucus (Lat., vallend), vallende ziekte; syn. epilepsie. M. caerúleus (Lat., blauw), aangeboren cyanosis (zie ald.) door hartgebrek. M. canadénsis, = lupus of tertiaire syphilis. M. cereal i s (Lat., korenziekte), = ergotismus (zie ald.).
M. coeliacus (zie Coeliacus),chronische spijsverteringsstoornis veelal bij kinderen, met rijkelijke vetontlasting, gelijk bij Indische spruw. Syn. maladie coeliaque, coeliac (of celiac) disease, infantilismus van Herter, morbus haemorrhagicus neonatorum. M.comitiälis (comes, genoot), vallende ziekte; het voorkomen van vallende ziekte op een dies comitialis, een vergaderingsdag van het volk, was een slecht voorteken. M. coxae senilis, = malum coxae senile. M. criménsis, Krimziekte = elephantiasis. M. dithmarsicus, benaming voor geërfde syphilis in Holstein; volgens Hebra hetzelfde als Radesyge.
M. gallicus (Lat., Franse ziekte), = syphilis. M. haematicus, bloederziekte; syn. haemophilie. M. haemorrhagicus neonatorum = M. coeliacus. M. haemolýticus neonatorum = Erythroblastosis foetal is, bloedziekte bij pasgeborenen van een Rhpositieve vader en een Rh-negatieve moeder; vernietiging der rode bloedlichaampjes. M. hercúleus, syn. voor melaatsheid en voor syphilis. M. hungáricus, Hongaarse ziekte, een vorm van vlektyphus.
M. h y p n óticus (Drosdow), aanvallen van een hypnotische toestand; vgl. Narcolepsie, Hypnolepsie. M. illyricus, = scherljewo, zie ald. M. inguinarius (liesbuiiziekte), builenpest. M. lardâceüs (spekziekte), amyloiede ontaarding. M. maculósus Werlhofi, = purpura haemorrhagica; syn. essentiële thrombopénie.
M. Ménieri,ziekte van Ménière M. miliaris, = miliaria epidemica. M. mirachiâlis (Turks, merak, hypochondrie, of Arab., marakkia, een soort van melancholie), hypochondrie. M. montanus, bergziekte. M. nauticus, zeeziekte. M. niger Hippocratis, = melaena; zie ald.
M. pediculâris, luisziekte, pediculosis. M. perniciósus AddisonBiermer, zie bij Anaemie. M. phoenicicus, melaatsheid. M. Parkinsonii, = paralysis agitans (zie ald.). M. régius (Lat., koninklijk), geelzucht.
M. sécer (Lat., heilig), vallende ziekte. M. salarius, zoutziekte, nieuwe naam, voorgesteld voor stróphulus infantum, zie. ald. M. sancti Benno s. sanctae Columbae, syphilis. M. sancti Lazari s. sancti Maevii, melaatsheid. M. sancti Rochii, pest. M. scóticus (Schots), sibbens, zie ald.
M. solstitialis (solstitium, zonnestilstand, zomer), zonnesteek. M. tuberculósus pedis (knobbelziekte van de voet), Maduravoet. M. virgineus (Lat., maagdelijk), maagdenziekte, chlorose syn. M. vlridis (Lat., groen). M. Weili, (Ad Weil 1886), acute ziekte met koorts, zenuwverschijnselen, geelzucht en nierontsteking, door infectie met leptospira icterohaemorrhagiae, overgebracht door ratten.
