Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Idiotie, idiotismus

betekenis & definitie

aangeboren stompzinnigheid, een toestand, waarbij de ontwikkeling van de hersenen en de geest is blijven stilstaan; onderscheiden in twee vormen:

a. anergétisch of apathisch, idiotisme, stompzinnigheid, in engere zin, waarbij de lijder slechts met moeite uit zijn doffe toestand kan worden wakker geschud,
b. erétisch (èpe{Kap.ói;, prikkelbaarheid) of versatiel (versatilis, veranderlijk) idiotisme, waarbij de aandacht voortdurend van voorwerp verandert. Amaurótische famiIie-idiotie (ziekte van Tay-Sachs), met slapheid der ledematen en blindheid; een in weinige jaren met de dood eindigende ziekte, die vaak bij verschillende zuigelingen uit één gezin voorkomt en vooral bij Poolse Joden wordt aangetroffen. Een juveniele vorm van deze ziekte wordt genoemd de A. f-i van Spielmeyer-Stock. I. endémicus, = cretinismus (zie ald.); vgl. Imbecillitas, Fatuitas.

< >