(Lat.), knie.
1. in de ontleedkunde.
G. capsule intérnae, zie Capsula interna. G. córporis callósi, zie Corpus callosum. G. intérnum nervi facialis, inwendige kniebocht van de aangezichtszenuw.
2.in de ziektekunde. G. extrórsum (extra versus, buitenwaarts gewend). = G. varum. G. intrórsum (intro versus, binnenwaarts gewend), = G. valgum. G. recurvatum (Lat., naar achteren gebogen), overmatige strekking van het kniegewricht door verslapping van de achterwand der gewrichtsbeurs, de kruisbanden en de kniekuilspier. G. valgum (Lat., scheef), X-been, bakkersbeen, het naar binnen staan van het kniegewricht; syn. G.extrorsum. G. varum (Lat., krom), O-been, sabelbeen, naar buiten staan van het kniegewricht; syn. G. introrsum.