(Lat., buiging),
1. in de physiologie, de door de buigspieren veroorzaakte beweging.
2. in de leer der vrouwenziekten, F. uteri, inknikking van de baarmoeder op de grens tussen lichaam en hals, hetzij vóórover (antefléxio), achterover (retrofléxio), of zijwaarts (iaterofléxio).