de naam is ontleend aan de vorm der scolices — in het classiek latijn scoleces van worm — die met een krans van haken bezet zijn), blaasworm, de blaastoestand van taenia echinococcus, een hondelintworm, uit welks eitjes — indien deze in de menselijke darm zijn geraakt — de zeshakige embryo vrij komt en door de bloed- of lymphvaten in een der organen (meestal de lever, ook de longen, de spieren, enz.) geraakt en zich tot echinococcusblaas ontwikkelt. Deze is soms niet groter dan een speldeknop, soms zo groot als een kinderhoofd.
Aan de binnenzijde ontwikkelen zich weder scoiices, de latere lintwormkoppen. Aan de binnen- of buitenzijde der blaas ontwikkelen zich veelal „dochterblazen"; bij de mens gewoonlijk aan de binnenzijde (endogene uitspruiting, vorming van E. hydatidósus); bij de dieren meestal aan de buitenzijde (exogene uitspruiting, vorming van E. granulósus s. veterinórum). E. multilocularis (loculus, kleine ruimte) s. alveolaris (alveolus, uitholling), eigenaardige verscheidenheid, misschien een bijzondere soort van de E., meestal in de rechter leverkwab gevormd en bestaande uit talloze holten, gevuld met een geleiachtige massa. In het midden is het gezwel soms verweekt en gevuld met etter of gelei. Komt veel voor in de Alpenlanden en Rusland, ook in Friesland.