(Lat., meerv. —a), uitstulping. In de ziektekunde D. coli, oesóphagi, uréthrae, vesicae, uitstulping van de dikke darm, de slokdarm, de urineblaas; indien het D. ontstaat, doordat van buiten af een trekking plaats heeft, noemt men het tractiedivertikel, trekkings-uitstulping; ontstaat het door drukking van binnen uit, dan heet het pulsie-divertikel (vgl.
Pharyngocele) drukuitstulping. D. van de mucosa door de spieriaag heen, bedekt met serosa heet D. s p u r i u m, D. van alle lagen van de darmwand D. verum. In de ontleedkunde D.ampúllae, uitstulping van de ampulla ductus deferentis (zie ald.). D. Heisteri = bulbus superior der v. jugularis interna.D.ilei verum s. D. Meckelii, uitstulping van de kronkeldarm, overblijfsel van het navelblaasje. D. Vateri, verwijding van de gemeenschappelijke uitlozingsbuis van de gal en de alvleesklier, vlak achter de uitmonding.
