Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 25-06-2020

Chorda(e)

betekenis & definitie

(Lat.), snaar, dunne streng. Chordae acústicae, gehoorstrengen, enige dwars lopende witte strengen op de bodem der vierde hersenkamer, waaruit de gehoorzenuw ontspringt.

Ch. ad sutúras, zie Catgut. Ch. dorsalis, de voorloper der ruggegraat bij de vrucht. Ch. mag na (Hippocratis), Achillespees. Chordae oesophagéae, oude benaming voor de beide nervi vagi ter weerszijden van het borstgedeelte van de slokdarm. Ch. obliqua, schuin koord, een rond bandje van de tuberositas ulnae naar de tuberositas radii. Chordaetendineae, peesachtige draden, fijne vezelbundels tussen de punten der papillaire spieren van het hart en de tippen der kleppen.

Chordae transversales Willisii, striae transversae. Ch. tympani, streng der trommelholte; zenuwtak van de n. facialis in de canalis facialis door de canaliculus chordae naar de trommelholte, door de fissura petrotympanica naar de n. lingualis; bevat smaakvezelen en vezelen voor de speekselafscheiding naar de glandula sublingualis en submaxillaris; behoort volgens de nieuwste inzichten tot de n. intermedius Wrisbergii en de nervi glossopalatani (Gordon-Bennet). Ch. speeksel is het dun vloeibare, aan de eigenaardige speekselbestanddelen arme speeksel, dat wordt afgescheiden na prikkeling van de chorda tympani, daar waar deze in de mondbodem met de n. lingualis van de Trigeminus loopt; tegenstelling: sympathicusspeeksel. Chordae vocales, stembanden. Ch. venérea, hardnekkige, pijnlijke oprichting van het mannelijk lid.

< >